Drie belangrijke ontwikkelingen in het woningbouwbeleid vragen de aandacht van gemeenten. Terwijl het Gebiedsbudget wordt uitgebreid en de SFT-regeling wordt verlengd, plaatst de Algemene Rekenkamer kritische vraagtekens bij de effectiviteit van de Woningbouwimpuls.
Rekenkamer kritisch over Woningbouwimpuls: geen snellere woningbouw
De Algemene Rekenkamer heeft een kritisch onderzoek gepubliceerd over de Woningbouwimpuls, het belangrijkste financiële instrument van het Rijk om de woningnood te bestrijden. Voor de periode 2020-2024 is € 2,25 miljard gereserveerd om gemeenten te helpen ‘sneller, meer én meer betaalbare’ woningen te realiseren. Het onderzoek toont echter aan dat de Wbi niet daadwerkelijk bijdraagt aan snellere woningbouw en het is twijfelachtig of de regeling zorgt voor meer woningen.
Van de projecten uit de eerste drie rondes die uiterlijk in december 2024 hadden moeten starten, was slechts 62% daadwerkelijk begonnen. Dit percentage verschilt nauwelijks van projecten die zijn afgewezen voor een Wbi-bijdrage (67% gestart). Bovendien zijn de projecten zonder Wbi-bijdrage die al zijn begonnen meestal verder gevorderd dan de gestarte Wbi-projecten.
Een derde van de onderzochte Wbi-projecten is vertraagd door lange wachttijden bij de Raad van State. De toekenning van de Wbi-bijdrage voorkomt deze langlopende procedures niet. De Rekenkamer stelt dat meer publiek geld hier niet de oplossing is. Ook is het niet vast te stellen of projecten die een Wbi-bijdrage hebben ontvangen anders niet waren doorgegaan, aangezien de meeste afgewezen projecten ook doorgaan.
Wel positief effect op betaalbaarheid
De Wbi heeft wel een duidelijk positief effect op het percentage betaalbare woningen. Vrijwel alle Wbi-projecten voldoen nog steeds aan de eis dat minimaal de helft van de woningen betaalbaar moet zijn. Bij projecten die geen Wbi-bijdrage kregen, daalde het aandeel betaalbare woningen bij sommige onder de 50%, met in twee gevallen zelfs maar 30% betaalbare woningen.
De Rekenkamer adviseert de Wbi te heroverwegen of fundamenteel aan te passen, bijvoorbeeld als een brede regeling met als enig doel betaalbaarheid of gericht op een beperkte doelgroep van complexe projecten. Ook benadrukt de Rekenkamer dat voor het versnellen van woningbouw meer samenhang in beleid nodig is, inclusief flankerend beleid zoals het verkorten van procedures en het beschikbaar maken van meer bouwlocaties.
SFT-regeling verlengd en uitgebreid voor flexibele woningen
Tegelijkertijd is een internetconsultatie gestart over de wijziging van de Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023. De regeling wordt aangepast en verlengd tot en met 2027, mede omdat vergunninghouders nu te lang in de opvang verblijven – gemiddeld meer dan een jaar in plaats van de afgesproken veertien weken.
Het budget wordt verhoogd van € 100 miljoen naar € 178,5 miljoen. Vanaf 5 januari 2026 kunnen nieuwe aanvragen worden ingediend tot eind 2027 of tot het uitkeringsplafond is bereikt. De bijdrage wordt verhoogd naar € 20.000 per woning, waarvan € 6.000 bestemd is voor sociaal beheer zoals inzet van een huismeester of woonbegeleider.
Belangrijke uitbreidingen zijn de toevoeging van woningsplitsing en onzelfstandige sociale woonruimten. Voor woningsplitsing geldt een gemiddelde bijdrage van € 7.000 voor de onrendabele businesscase plus € 4.000 voor sociaal beheer per gesplitste woonruimte. Voor onzelfstandige sociale woonruimten (bij meer dan twee eenheden) geldt hetzelfde bedrag van € 7.000 voor de businesscase en € 4.000 voor sociaal beheer per eenheid.
Gebiedsbudget uitgebreid met tien gemeenten en € 2,5 miljard extra voor mobiliteit
Een internetconsultatie is gestart over de wijziging van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering gebiedsbudget, die zich richt op grootschalige woningbouwgebieden en -locaties. Met de voorgestelde wijziging worden tien gemeenten toegevoegd: Alkmaar, Apeldoorn, Hengelo, Enschede, Helmond, Eindhoven, Veldhoven, Groningen, Lelystad en Zaanstad. Deze gemeenten kunnen dan een specifieke uitkering ontvangen voor gebiedsmaatregelen die noodzakelijk zijn voor woningrealisatie.
Het uitkeringsplafond wordt verhoogd naar € 1.017.838.000 om deze uitbreiding mogelijk te maken. De middelen zijn bestemd voor fysieke gebiedsmaatregelen zoals de aanleg van openbare ruimte, toekomstbestendigheidsmaatregelen en het verwerven of verplaatsen van hindervormende activiteiten. Mobiliteits- en bereikbaarheidsmaatregelen vallen hier niet onder, maar daarvoor wordt via het Mobiliteitsfonds € 2,5 miljard extra beschikbaar gesteld. Van dit bedrag wordt naar verwachting € 1,5 miljard ingezet voor infrastructurele maatregelen in de grootschalige woningbouwgebieden om de ontsluiting en bereikbaarheid te verbeteren.
De definitieve lijst met toegevoegde gemeenten kan nog worden aangepast na Bestuurlijke Overleggen die begin november 2025 plaatsvinden. Reacties op de internetconsultatie kunnen tot 29 oktober 2025 worden ingediend.
Implicaties voor gemeenten
Deze ontwikkelingen tonen de complexiteit van het woningbouwbeleid. Terwijl het Gebiedsbudget en de SFT-regeling worden uitgebreid om meer gemeenten te ondersteunen bij specifieke woningbouwopgaven, plaatst de Rekenkamer kritische vraagtekens bij de effectiviteit van het grootste instrument, de Woningbouwimpuls. Voor gemeenten betekent dit dat zij moeten nadenken over de meest effectieve inzet van beschikbare instrumenten en dat procedurele knelpunten mogelijk een grotere belemmering vormen dan financiële tekorten.
Reacties op beide internetconsultaties kunnen tot begin november 2025 worden ingediend, waarbij gemeenten de kans krijgen hun ervaringen en wensen in te brengen voor de verdere ontwikkeling van het woningbouwbeleid.